| NIEUWS
Rietje uit Amsterdam al sinds de oorlog bevriend met Zijtaartse familie
Dat er in een oorlog niet alleen haat en vijandschap is, maar er ook vriendschappen voor het leven of langer ontstaan, vertelt het volgende verhaal. De vriendschap tussen de toen vierjarige Amsterdamse Marijke van Vreede, die in 1943 voor zes weken naar Zijtaart kwam om aan te sterken, met de familie Habraken uit Zijtaart is daar een voorbeeld van. Marijke kwam voor zes weken naar Zijtaart, maar zou uiteindelijk vijf jaar blijven. Rietje, zoals Marijke in Zijtaart werd genoemd, is 81 jaar later nog steeds bevriend met de kleinkinderen van de familie Habraken.
Olaf van Schaijk en zus Marijke Verhagen - van Schaijk hebben hun opa en oma Habraken nooit gekend. Maar Amsterdamse Rietje die in de oorlog en daarna bij hun opa en oma was om aan te sterken, kennen ze al heel hun leven. Ondanks dat Rietje inmiddels 85 lentes telt, komt ze uit dankbaarheid nog elk jaar naar Zijtaart en Rooi om de kleinkinderen van opa Johannes Habraken en oma Maria Habraken -Van den Bosch te bezoeken. “In september 1943 zou ik voor zes weken naar Brabant gaan om aan te sterken”, zo begint Rietje haar verhaal. “In Amsterdam was in die tijd al te weinig voedsel beschikbaar. Daardoor raakte ik ondervoed en op advies van de huisarts mocht ik zes weken naar Brabant. Met een groot aantal kinderen uit de hoofdstad werden we door het Rode Kruis met de trein naar Brabant gestuurd. Ik kan me daar niet zo heel veel meer van herinneren, ik was toen net vier jaar. Wat ik me nog wel heel goed kan herinneren was dat we in Veghel op het station op werden gehaald. Ties Habraken, de zoon van Johannes en Maria haalde me met de transportfiets bij het station op. Het was allemaal heel vreemd voor mij, van de grote stad naar een klein dorpje Veghel en van daar uit naar het buitengebied van Zijtaart waar amper huizen stonden. Ik verstond de mensen niet eens die daar woonden. Op de boerderij waar ik onder werd gebracht, ontfermde de zeventienjarige dochter Hanneke zich over mij. Dat voelde goed, ook met haar broers Cor en Ties kon ik het goed vinden.” Marijke van Vreede uit Amsterdam, dat was veel te ingewikkeld voor Zijtaart in de jaren veertig van de vorige eeuw. “Wij noemen je gewoon Rietje”, zeiden ze bij familie Habraken in Zijtaart.
Zo kan het gebeuren dat Marijke zich over de hele wereld als Marijke voorstelde, want na de oorlog verbleef ze naast in Amsterdam ook lange tijd in Parijs, Milaan en op Tenerife, maar als ze in Brabant terugkwam was ze gewoon weer Rietje. “Ik kan me van de reis naar Brabant niet veel herinneren. Ik was toen vier jaar oud. Door familieomstandigheden, werden de zes weken die ik nodig had om aan te sterken vijf volle jaren. Pas in september 1948 kwam mijn vader me weer halen. Ik was diep ongelukkig dat ik weer naar Amsterdam terug moest. Ik was de familie Habraken zo enorm dankbaar en ik heb in mijn jeugd altijd heimwee naar Zijtaart gehad”, vertelt Rietje.
Niet alleen de herinnering aan Zijtaart is Rietje altijd bijgebleven. Ook het Zijtaarts dialect leerde Rietje tussen 1943 en 1948 vloeiend. Zelfs nu, tachtig jaar later, spreekt Rietje nog steeds vloeiend Zijtaarts. Misschien nog wel beter dan de Zijtaartse mensen zelf. Bij het bezoek aan de boerderij aan de Krijtenburg waar zij 80 jaar geleden misschien wel de mooiste jaren van haar leven doormaakte, haalt Rietje herinneringen op. Op de boerderij van Johannes Habraken woont nu kleinzoon Jan met zijn zoon en kleinkinderen. “Daor ston de kiepekoi”, wijst Jan. “Ja dè klopt, daor waor de hennekoi”, bevestigt Rietje. Dat Rietje inmiddels onvervalst Zijtaarts sprak, ontdekte Marijke in september 1948 toen ze in Amsterdam weer naar school ging. “Ik werd nog dezelfde ochtend weer naar huis gestuurd, want er was niemand die me in Amsterdam kon verstaan.” Rietje was vier jaar toen ze naar Zijtaart kwam. De kinderen Cor, Ties en Hanneke in het gezin waren meer dan tien jaar ouder, maar Hanneke ontfermde zich als een echte grote zus over Rietje. “Ik denk dat Rietje voor mijn moeder het zusje was, dat ze nooit heeft gehad”, zegt Olaf van Schaijk over de relatie tussen zijn moeder en Rietje.
Omdat de kinderen Habraken ouder waren, maakte Rietje toch al snel vriendinnetjes met de kinderen van de buren Van Zutphen. Toen de andere Amsterdamse kinderen na zes weken weer naar huis gingen, bleef Rietje in Zijtaart. Naarmate ze ouder werd, hielp ze haar pleegbroers en -zus op de boerderij. “Ik molk de koeien en ‘butterde’ (red.: karnen) de melk. Dat ging allemaal spelenderwijs. De boter bewaarden we op een geheime plaats in de sloot tussen van Zutphen en ons. Toen op 17 september 1944 de lucht door honderden vliegtuigen verduisterde zijn we in die sloot gaan schuilen. Uiteindelijk werden we door de Canadezen bevrijd. Het viel die Canadezen op dat ik geen boerenmeid was, ik was te stads. Daarom dachten ze dat ik een Joodse onderduiker was. De pastoor moest bevestigen dat ik katholiek was, anders mocht ik niet in Zijtaart blijven. Gelukkig bevestigde de pastoor dat ik bij Habraken thuis hoorde en zo mocht ik blijven.” Later toen Hanneke trouwde en naar Rooi verhuisde bezocht Rietje nog steeds trouw ‘haar grote zus’.
Inmiddels zijn de contacten met de kinderen van Hanneke, Cor en Ties nog steeds hecht. Bij familiedagen is Rietje altijd present. Ook komt Rietje nog elk jaar naar Brabant om met ‘haar nichtjes’ te lunchen. Met vriendinnen van de familie van Zutphen heeft Rietje nog steeds een warm contact en ook daar wipt ze graag langs.
Bron: © Stadskrant Veghel 13 september 2024