Historie van de Sint-Lambertus kerk

In 1810 was er een school gebouwd voor de kinderen uit de buurtschappen Doornhoek, Zijtaart, Biezen en Zondveld. Met ‘Zijtaart’ werd toen nog de Leinserondweg bedoeld. De kinderen uit die gehuchten zaten samen op school en dat werkte verbindend. Er ontstond geleidelijk een gevoel van gezamenlijkheid.

De eerste voormannen

De eerste pastoor van Zijtaart, Felix Clercx, schreef in het memoriaal boek van de parochie Zijtaart: 'Na lang zwoegen waren de ouden van dagen te Seitaart er in geslaagd eene lage burgerschool in hun midden te verwerven. Dit greep plaats omtrent den jare 1810 en bragt niet weinig bij om de zeer begrijpelijke zucht naar het verlangen van een kerkgebouw te verlevendigen (..) . Het stond nu aan het jongere geslacht, zoo uitten zich de grijsaards, de hand aan dat werk te slaan. De goede wil onbrak niet, doch de bewoge tijdsomstandigheden (..) lieten het bij een vromen wensch blijven. Het bewind van Willem I kenschetste zich niet door ondernemingsdrift, althans niet op Kerkelijk gebied.' 

Willem I regeerde van 1815 tot 1840. Er was politieke spanning binnen het koninkrijk der Nederlanden, het leger was gemobiliseerd en Brabant lag vanaf 1830 vol soldaten, totdat België in 1839 zelfstandig werd. Ook op kerkelijk gebied was er onrust. Er was vanaf de Tachtigjarige Oorlog geen bisschop meer geweest. Het bisdom werd bestuurd door een Vicarus, totdat in 1853 de bisschopelijke hiërarchie hersteld werd met de benoeming van Johannes Zwijssen tot bisschop van het bisdom Den Bosch.

Wellicht was dit aanleiding voor een nieuwe poging om 'op het Zijtert of daar omtrent' een kerk en pastorie te bouwen. Gerardus Reijbroek, Antonie Wilbers, Johannes Rovers, Dirk Pepers, Jan van Sleeuwen en Antonius van Boxmeer stuurden op 5 januari 1854 een verzoek naar de gemeente voor een bijdrage van 12.000 gulden voor de bouw van een kerk en pastorie, omdat 'de vier gehugten Zondveld, Biezen, Zijterd en Doornhoek' dit bedrag niet zelf op zouden kunnen brengen. De gemeenteraad weigerde echter om een bijdrage goed te keuren. Wel keurde de raad in dat jaar een bedrag goed voor de bouw van een nieuwe kerk in de kom van Veghel. Afgevaardigden van de vier gehuchten hadden een onderhoud met de nieuwe bisschop. Die vertelde hen: “Laat den Zeer Eerwaarde Heer Deken van Veghel [van Miert] zijne kerk eerst bouwen en komt dan terug.” Het_Rijbroek_-_Sint-Lambertuskerk

De Zijtaartse pastoor Felix Clercx schreef dat er in 1856 twee nieuwe voortrekkers opstonden: 'Twee inwoners, wier namen verdienen bewaard te blijven, in een laten avond op de heide bijeengekomen, vormden het plan niet te rusten voor dat zij de oprigting van eene bidplaats zouden hebben verkregen. Gerardus van Weert, om zijn onafhankelijke positie, zou zich aan het hoofd der beweging stellen, terwijl de onderwijzer Peter van Dam, om zijne verhouding tot het Veghelse gemeentebestuur, van het onderteekenen aan adressen en het deelnemen aan openbare stappen zou worden verschoond. De onvermoeide ijver en de onbezweke volharding, inzonderheid van Gerardus van Weert en zijne nooit onderbroken pogingen laten zich niet beschrijven. Van dien laten avond ten jare 1856 tot het oogenblik dat de eerste steen van het Kerkgebouw gelegd werd, ademde de man niets dan de verwezenlijking zijner levensvraag.'

Pastoor Clercx schilderde een glorieuze rol voor Gerardus van Weert en ook Jan van Sleeuwen in het parochiememoriaal: 'Van nu tot den jare 1870 werden zonder tusschen poozen regtsgeleerden geraadpleegd om smeekschriften op te stellen, invloedhebbende kerkelijke waarigheidsbekleders, geestelijken en leeken om steun verzocht; de kerkvoogd, de Vikaris Generaal, Kanunnikken deemoedelijk genaderd en over den grooten nood onderhouden. Minstens drie of viermaal 's jaars ontving de Bisschop van het Diocees, omstandige memorien over het ontstaan en toenemen der geestelijke ellende, de zedelijke verzwakking en van andere nadeelen waaraan eene parochie of rectoraat instelling zou tegemoet komen. Noch het gure jaargetijde, noch tijdverlet, noch de geen uitstel duldende arbeid van den oogst, noch de reiskosten, noch wat ook, waren bij magte de onverdroten inspanningen van Van Weert, van Van Sleeuwen en hunne medestanders te doen verflauwen, immer waren zij op weg, immer tegenwoordig waar de zaak hen riep of zij slechts vermoeden haar nuttig te kunnen zijn, en zulks in weerwil dat hunne voetvallen bij den Zeer Eerwaarde Heer Pastoor-Deken van Veghel diens meening niet konden doen wankelen.'

Hernieuwde pogingen na 1863

De bisschop had in 1854 de inwoners van Zondveld, Zijtaart, Biezen en Doornhoek gevraagd te wachten totdat de Veghelse kerk klaar was. De eerste steen voor de bouw van de nieuwe Veghelse kerk werd in 1858 gelegd en in 1863 werd het gebouw ingewijd. Hierna begonnen de inwoners van de vier gehuchten weer met ijver voor een eigen kerk te pleiten. Opnieuw werd de gemeenteraad benaderd voor subsidie voor een kerkgebouw. De gemeente vond echter dat die allereerst een zaak van de bisschop was.

Hierna ondertekeneden 42 Inwoners van de gehuchten Zondveld, Zijtaart, Biezen en Doornhoek op 27 januari 1868 een verzoekschrift aan de bisschop van Den Bosch. Men beklaagde zich over de grote afstand naar de Veghelse kerk en noemde als treurige gevolgen: Er wordt alleen op zon- en feestdagen naar de kerk gegaan. ‘Grijsaards, die van zwakke gezondheid zijn en vele kinderen', gaan niet ter kerke. De vaak opgehaalde kanaalbrug is er oorzaak van dat men nogal eens te laat in de kerk komt. Het hangt van de goede voorzienigheid af of stervenden al dan niet de Laatste Sacramenten krijgen. Jonge kinderen krijgen gebrekkig godsdienstonderwijs. De volwassen jeugdigen ‘worden in herbergen verlokt, komen in aanraking met eene omgeving die zij op den stillen eenvoudigen uithoek nimmer zouden hebben leren kennen, en hun de ingetogenheid van het inwoningsoord verleren doet.'

Rond die tijd kregen de inwoners van de vier gehuchten contact met oud-minister Jan Baptist van Son, die in ’s-Hertogenbosch woonde. In het parochiememoriaal staat geschreven: “Deze geleerde en door en door godsdienstige man, die om sijne groote verdiensten bij alle Katholieken en ook bij den kerkvoogd Mgr. J. Zwijsen zeer hoog stond aangeschreven, had nauwelijks den stand van zaken uit den mond van de eenvoudige lieden vernomen, of hij nam met de meesten ijver de belangen van Seitaart onder zijn bescherming. Aan van Weert en de zijnen gaf hij den noodigen raad, hij wees hen de weg dien zij moesten inslaan, de stappen die zij doen moesten en zelf gebruikte hij zijnen magtigen invloed bij den Kerkvoogd om de bewoners van Seitaart een eigen kerk te bezorgen.”

Van Son adviseerde om een voorlopig parochiebestuur te vormen, dat zich alvast bezig kon houden met fondsenwerving voor de te bouwen kerk. Maar de Veghelse deken van Miert blokkeerde alle plannen, omdat hij de inkomsten nodig had voor zijn eigen kerk, scholen en nieuw liefdesgesticht. In een brief van 17 januari 1869, beklagen de inwoners van de vier gehuchten over de ontvangst door Van Miert: “hierover zullen we maar zwijgen, genoeg dat die uiterst onheusch was”. Nogmaals betoogde men in die brief de noodzaak voor een eigen kerk voor het zieleheil. Nu moeten de inwoners door de grote afstand het huis langdurig overlaten aan zonen en dienstmeiden, dochters en knechten, die dan vrije omgang hebben, zo dat de ouders ‘niet anders dan vol angst den voet buiten hunne woning kunnen zetten.' Pastoor Van Miert dreef daarna vanaf de preekstoel de spot met de Zijtaartse aanspraken 'en zulks onder ironischen scherts en bijtende satire, met afdaling tot persoonlijkheden en vingerwijzingen die de geloovige niet gewoon is van daar te hooren'.

De weg komt vrij

Op 2 juni 1870 overleed de Veghelse deken en pastoor Bernardinus Joannes van Miert. De nieuwe pastoor van Veghel Ferdinand Clercx steunde het plan van Zijtaart, maar dat mocht niet openbaar worden, omdat het in Veghel gevoelig lag. Daarmee kwam de weg vrij voor de bouw van een kerk voor de gehuchten Zondveld, Zijtaart, Biezen en Doornhoek. Enkele maanden later werd door de bisschop een bouwcommissie aangesteld, belast met de voorbereidingen voor de bouw van een kerk. Gerardus van Weert was volgens een brief van 2 augustus 1870 'aan (..) verval van krachten lijdende'. In zijn plaats werd Jan van de Ven voorgedragen om het gehucht Biezen te vertegenwoordigen.

De Zijtaartse pastoor Smits schreef in het parochiememoriaal: 'Nu ontstond er nog wel eenig gekibbel over de plaats waar de kerk zou gebouwd worden, vooral de bewoners van Zondveld ijverden voor hun gehucht, zij wilden de kerk meer in hunnen nabijheid hebben dan de belangen der andere gehuchten vooral van Doornhoek toelieten. De beslissing werd overgelaten aan monseigneur Zwijssen, die als plaats aanwees: 'omtrent den kruisweg waar de vier gehuchten langs eene geregelde baan als op één punt uitloopen oft tezamen komen, hebben wij goedgevonden dat het kerkgebouw voor die gehuchten zal geplaatst worden tusschen de zoogenaamde Klaverhoeve en de openbare school.'

De bouw van de kerk en de eerste pastoor

De kerk werd ontworpen door architect Tulder uit Tilburg, en aangenomen door Van Mierlo uit 's-Hertogenbosch. Kerk en toren zouden 28.000 gulden gaan kosten. De inwoners van Zondveld, Zijtaart, Biezen en Doornhoek droegen dat bedrag naar vermogen uit eigen zak bij. Een aanvraag voor 6.000 gulden subsidie van de gemeente werd aangehouden, omdat men de gemeenteraad op de lange tenen had getrapt, door die niet te betrekken bij de keuze van de plaats van de kerk. Op 5 juli 1871 werd de eerste steen gelegd voor de kerk.

Felix Clercx, een broer van de Veghelse pastoor, was kapelaan in Sint-Oedenrode. Hij had de bisschop laten weten dat hij wel pastoor wilde worden in de nieuwe parochie Zijtaart. Op 12 februari 1872 ging de bisschop daarmee akkoord. Hierna bezocht Felix Clercx de kerk. Hij schrijft: “De kerk vond ik nagenoeg afgewerkt, doch zonder vloer. Er moest dus rondgezien en gescharreld worden, om een en ander bijeen te krijgen. Al dadelijk kreeg ik een klein, doch zeer net altaar present van den Weledele Heer Ferdinand Adrianus Clercx, pastoor van Veghel.” Dat was zijn broer. Hij wist allerlei misbenodigdheden los te krijgen van de Vereeniging van 't Allerheiligst Sacrament in Den Bosch. Hij kocht een stuk grond aan van Willem Rijkers, waardoor het kerkterrein de huidige omvang kreeg. Hij liet een vloer leggen en banken maken.

In april 1872 werden de kerkbanken verpacht. De pastoor schrijft. : Dit was een gewigtige dag, die veel zoude beslissen. Ik drukte dit de aanwezigen nog eens sterk op het hart, en daarmee: Wie biedt geld voor de eerste bank? "Veertig gulden", riep Jaan Reijbroek. Ik verschoot er van en kon mijn ooren bijna niet geloven; die eerste bank klom tot f 47,--, andere tot f 50,--, 51 toe. Kortom, na de verpachting maakten wij de rekening op, en kregen de aanzienlijke som voor banken en stoelen f 1.374,--. Deze dag dus was een allergunstigste dag voor de parochie, met zulk jaarlijks inkomen kon veel gedaan worden.”

Op 23 april 1872 werd de kerk ingezegend. Op 15 mei 1872 werd de parochie Zijtaart formeel opgericht. De vier leden van de bouwcommissie werden aangesteld als de eerste kerkmeesters. Vrij snel na de bouw van de kerk werd er een mannenzangkoor opgericht, met als patrones de H. Cecilia. Ondertussen ging het gekrakeel met de gemeenteraad rustig verder. Uiteindelijk besloot de raad om Zijtaart een renteloze lening van 2.000 te geven voor de bouw van een pastorie en de aanleg van het kerkhof. (In 1882 werd die lening omgezet in een schenking.) Half juni 1872 stond de pastorie al onder dak, en tegen Allerheiligen was het gebouw zo ver klaar, dat de pastoor, die voorlopig in het schoolhuis gewoond had, naar de nieuwe pastorie verhuisde. In 1873 werd de pastorie voltooid.  De kerktoren was in 1872 tot boven de kerkdeur gebouwd en in 1873 afgebouwd. In 1872 en 1873 werd er ook gebouwd aan de tweede sacristie, WC's, en ook werden de tuin en het kerkhof voltooid. Men kreeg het kruis dat vroeger op de afgebroken Veghelse kerk stond.

De verdere aankleding van de kerk

In de jaren die volgde werd de kerk aangekleed en versierd met giften. In 1873 werden kazuifels aangeschaft. Er kwam een mooi eikenhouten hoofdaltaar met stenen blad. Antje en Drika van Hoof uit Veghel schonken een geschilderde kruisweg. Driek Manders uit Veghel schonk een zilveren ciborie. Ook werd een harmonium aangeschaft. In 1874 ging er een intekenlijst de parochie rond voor bijdragen voor een preekstoel. Een andere grote kostenpost was het polychromeren van de kerk. In 1874 werden er ook biechtstoelen in de kerk geplaatst. De poort van het kerkhof werd versierd met twee stenen engelen. Bert van Eert schonk aan de kerk een akker. Daarvoor werd er 30 jaar lang elk jaar een gezongen jaargetijde voor hem gelezen. Broeder Piet van Eert uit Veghel schonk in 1875 een torenklok van 500 kilo en een uurwerk voor de toren van de kerk van Zijtaart. Ook werd er een bliksemafleider op de toren geplaatst. De gezusters Manders uit Veghel schonken een mooi altaar tapijt. In 1876 kwamen er zijaltaren toegewijd aan Maria en Joseph. Hannes en Hendrien van Zutphen schonken het Mariabeeld. Frans van den Heuvel en zijn vrouw schonken 100 gulden voor het Sint-Josephbeeld. Pastoor Clercx schonk een prachtige monstrans aan de kerk. Er kwam een doopvont in de kerk, lampen, kandelaars en niet te vergeten een missaal. Op het kerkhof werden een ijzeren kruis en Christus-beeld op de Calavarieberg geplaatst, geschonken door de heren G. Rath, W. van de Ven en A. van Hout. In 1877 werd de kerk versierd met drie gebrandschilderde ramen in het priesterkoor, voorstellende: de Boodschap, H. Drievuldigheid en de Zuivering van Maria. De ramen waren een gift van Driek, Hannes en Hendrien van Asseldonk uit Zijtaart. Ook werden in 1877 een zilver vergulde kelk en een zilveren wierooksvat aangeschaft. In 1878 schonk pastoor Clercx aan de kerk een nieuwe eikenhouten communiebank met een wit marmer blad.

Op 14 juli 1879 werd de Zijtaartse kerk op plechtige wijze door de bisschop, Monseigneur A. Godschalk, geconsacreerd. In 1880 werden vier gebrandschilderde masaik-ramen in de kerk geplaatst. Eenderde werd geschonken door Engelbertus Vervoort, eenderde door pastoor Clercx en eenderde werd door de kerk betaald. Sophie en Colette, zussen van pastoor Clercx, schonken in 1881 een mooi rood flanellen communiekleed aan de kerk. In 1882 werd door pastoor Clercx een aktie gehouden om beelden aan de pilaren in de kerk te plaatsen. De eerste twee beelden werden geschonken door pastoor Clercx, één door Theodorus en Johanna van Asseldonk, één door Joannes Verhoeven, één door Jan Vogels, één door Joannes van den Tillaart, één door Cis Verhoeven, één Henricus Reijbroek, één door Willem van Boxmeer, éen door de weduwe van Laurens van den Oever, en één door Nol van der Linden. Verder droegen nog bij: de weduwe van Engelbertus Vervoort, Driek van de Ven, Theodorus van de Ven, Joannes Willemzn van de Tillaart en Helmis van Weert. In 1883 werden twee cementen beelden van Johannes en Maria op de Calavarieberg op het kerkhof geplaatst. Piet Vervoort en Johanna Vogels schonken bij hun huwelijk f 25 voor een processiekruis. In 1884 werd voor de kerk een zwart antipendium en en zwart bekleedsel voor het Tabernakel bij uitvaarten aangeschaft. Ook werd er een hek van geslagen ijzer voor het kerkhof en langs de pastorie geplaatst.

De eerste pastoor van de parochie Zijtaart, Felix Antonius Clercx, overleed op 16 februari 1886. 'Ofschoon zijne gezondheid reeds wankelde toen hij de pastoriale zorgen aanvaardde (hij leed aan een soort asthma of kortademigheid), wat bij verloop van tijd steeds erger werd, heeft hij in korten tijd veel tot stand gebracht. (..) alleen een pijporgel ontbrak nog; tot aankoop daarvoor heeft hij dan ook zijn legaat bestemd. De pastoor schonk daarvoor 1.500 gulden. De pastoor werd op 19 februari plechtig begraven.

In 1894 schonken de Onze Lieve Vrouwe bruiden: Hanneke Vogels, Mieke van Asseldonk, Netje Pepers, Helena van Dam, Jaantje van Asseldonk, Drika van der Linden, Mieke van Lieshout en Drika van den Biggelaar aan de kerk een beeld van Onze Lieve Vrouw voor de processie. Catharina Kemps schonk een beeld van het kindje Jezus aan de kerk. In 1894 werd het stenen plein voor de kerk uitgebreid, welk werk in 1895 voltooid werd. In 1894 kwamen er nieuwe lampen in de kerk. Deze werden gedeeltelijk door de kerk betaald en gedeeltelijk uit giften van enkele parochianen, vooral Driek van de Ven, kerkmeester, had veel gegeven. De uithoek Soffelt schonk de twee achterste lampen en Martinus Rovers een lamp op de preekstoel.

Pastoor Van Laarhoven schreef in 1895: 'dit jaar onderscheidde zich door vele sterfgevallen, “influenza”, het was vooral te doen rond de kerk. Het zwart in de kerk is by deze gelegenheid aangekocht.' In 1895 overleden er 22 mensen in Zijtaart tegen 10 tot 15 tijdens de voorgaande jaren. De meeste mensen overleden in de eerste helft van 1895 met een piek in maart en april.

In 1895 lukte het pastoor Van Laarhoven met veel moeite om uit Rome een relikwie van de H. Lambertus te verkrijgen voor de kerk van Zijtaart. Op 29 december 1897 schreef pastoor Sars een brief aan de bisschop waarin hij verzocht om wandtegels te mogen aanbrengen in de kerk, en ook een tochtdeur onder de toren.

Het Brabants Dagblad van 5 december 1898 schrijft: “Wie tegenwoordig deze parochie bezoekt staat verbaasd over hetgeen in een kort tijdsbestek hier heeft plaats gehad. (.. ) Is de kerk uitwendig versierd en versterkt door den aangebrachte hardsteen, van binnen is het een juweel geworden, eene woning een koning der koningen waardig!” Wat daarbij meest opvalt is dat de kerk nagenoeg helemaal met geld van de mensen uit Zijtaart zelf gebouwd werd.

Nieuws of tips?
E-mail ons
Activiteit of Evenement gepland?
Geef het aan ons door
Onjuiste gegevens?
Geef hier wijzigingen door
logo zijtaart.nl